Het kabinet heeft het plan om van 2020 tot en met 2025 elk jaar 75.000 woningen bij te bouwen. Daardoor komen er per saldo in 2020 zo’n 78.000 woningen bij, als alle nieuwbouw en sloop mee wordt genomen. De daaropvolgende jaren neemt het saldo langzaam af naar zo’n 50.000 woningen per jaar. In die komende vijf jaar groeit ook het aantal huishoudens. Die groei is wel iets minder dan die van de woningen. Wel verwachten de bureaus dat tegen 2025 de huishoudensgroei die van de woningen weer inhaalt. Dat betekent dus dat vanaf dat moment het woningtekort weer toeneemt. Wel benadrukken het CBS en het PBL dat er veel verschillende factoren van invloed zijn op de toename of krimp van het aantal huishoudens. Zo beïnvloeden het woningaanbod en de vraag naar huizen elkaar, en hebben ook zaken als het leenstelsel voor studenten hun effect. Mensen blijven bijvoorbeeld langer thuis wonen nu ze geen studiebeurs meer ontvangen, waardoor de vraag naar woningen daalt. In de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Noord-Brabant neemt het aantal woningen het meest toe in de komende twintig jaar. Hierbij is Zuid-Holland met zo’n achtduizend woningen in de plus de voortrekker met de hoogste netto woningbouw, gevolgd door Noord-Holland (zevenduizend) en Noord-Brabant (vierduizend). Groningen, Drenthe en Zeeland bungelen onderaan. Ook tussen steden zijn flinke verschillen te zien, eveneens tussen grote steden in de Randstad onderling. Zo ligt in Amsterdam tot 2025 het saldo jaarlijks gemiddeld op zo’n 6.500 woningen, terwijl dat in Rotterdam zo’n 3.500 gemiddeld is. Ook in Den Haag en Utrecht is minder bouw te zien. Amsterdam wordt nog wel tot 2040 aanzienlijk hoger ingeschat.